
Update februari 2025 – het Moleneind, vlassers en vlasschuren, contact Prins Maurits met van der Codde, bastaardkinderen ‘van Nassau’ en ‘Lipsius’.
Tolerant Rijnsburg
Rijnsburg was een plaats waar relatieve ruimdenkendheid heerste. Rijnsburg was tolerant. Die houding is mede terug te voeren op de ruimdenkende opvattingen van de abdij van Rijnsburg. Zo mochten de adellijke novices hun rijpaard houden, verschillende geloofsstromingen werden geaccepteerd en werd in slechte tijden brood, kleding, schoeisel en brandstof uitgedeeld. Dat had invloed op de Rijnsburgers, die met dat voorbeeld als vanzelfsprekend tot hun tolerante levenshouding kwamen. Link naar bron: Paradijsvogels | Canon van Katwijk
Die tolerante levenshouding moet van belang zijn geweest voor de eerste Brussee’s. De hoogstwaarschijnlijke vader van Samuel Jacobsen behoorde tot de remonstranten.
Nu duidelijk is dat Samuel Jacobsen een zoon moet zijn geweest van een protestantse militair kunnen we uitsluiten dat Samuel Jacobsen een protestants vluchteling is geweest. De Brussee dna testen geven ons een zoekrichting. Zijn militaire vader moet Franse DNA kenmerken hebben gehad.
Rivier de Vliet en zijn schippers
HOLLAND is een laagland en waterland en dit geldt zeker voor de streek rond Leiden . Zoals nu heel veel mensen een personenauto hebben, had in vroeger eeuwen vrijwel iedere plattelandsbewoner een roeiboot of ander schuitje.
Zoals vandaag de grote wegen barsten van de vrachtauto’s, vulden vroeger vrachtschepen de boezemwateren van het Rijnland. Werkelijk alles werd per schip vervoerd, niet alleen passagiers in trekschuiten, maar ook alle grondstoffen, vee, turf, vlas, aardappelen, groenten en post; niets zo gek of het werd over water verscheept. Rond de Kagerplassen en de Haarlemmermeer was het een en al water en boten wat men zag. Met name de bewoners van het Kaageiland waren puiken schippers. Zij draaiden er hun hand niet voor om, om met Rijnsburgse uien, diverse soorten kool en later ook wortelen helemaal naar het Zwarte Woud te varen, om daar weer kersen als retourvracht voor Holland in te laden. Bron: rv-iris.nl – ambachtelijke-scheepswerven-in-warmond
Voor Rijnsburg ging al dat vervoer over de rivier de Vliet die verder stroomde door Oegstgeest naar Warmond en de Kaagerplassen. Dit is te zien op onderstaande historische kaart.
Remonstrants Warmond en de Kaag zijn belangrijk gebleken voor ons onderzoek naar de herkomst van Brussee. Dit staat beschreven in hoofdstuk 2.7 ‘Gevolgen van het 12-Jarig Bestand voor eerste voorvader Brussee’.



Bron: https://www.allemaalfamilie.nl/mgd_allemaalfamilie.php?pageid=10677&langid=1
Het Moleneind
Ter hoogte van de voormalige korenmolen aan het Moleneind, bevonden zich de ligplaatsen voor beurtschippers die op Leiden, Rotterdam, Haarlem en Amsterdam voeren. Eén van die ligplaatsen aan het Moleneind zal toebehoord hebben aan Cornelis Jacobszn van den Bergh. Hij staat in het Rijnsburgs hoofdgeldregister van 1623 vermeld met het beroep van schipper en als vader van Heijndrickje. Zij huwde in 1639 met de eerste Rijnsburgse Brussee voorvader ‘Samuel Jacobsen’.
In de 17e eeuw speelden de ouders van een bruidspaar vaak een belangrijke rol bij de keuze van de huwelijkspartner van hun kinderen. Daarom vermoed ik dat de vader ‘Cornelis van den Bergh’ als schipper van invloed is geweest op het huwelijk van zijn dochter en de vader van Samuel Jacobsen een bekende van hem was. Samuels vermoedelijke vader woonde vanaf 1621 op het eiland de Kaag. Een eiland van schippers en vissers. Meer informatie over dit onderwerp staat beschreven in hoofdstuk 2.7 ‘Gevolgen 12-Jarig Bestand voor eerste voorvader Brussee’.
Stratenkaart Rijnsburg van de 20e eeuw waarop geheel rechts het Moleneind aan de Vliet te vinden is.

De weg naar het huwelijk in de 17e eeuw
In Nederland was de partnerkeuze tijdens de Gouden Eeuw vaak vrijer dan in andere Europese landen. Huwelijken werden wel geregeld door de twee betrokken families, maar meestal werd er een partner gezocht die dezelfde achtergrond en interesses had en mocht de huwelijkskandidaat (zowel de man als de vrouw) zelf aangeven of deze een verbintenis zag zitten.
Kenmerkend voor de Republiek in deze tijd was dat de huwelijksleeftijd relatief hoog was. Vrouwen trouwden gemiddeld rond de leeftijd van 25 jaar, de man was dan meestal één tot anderhalf jaar ouder.
Voor jongeren in de Gouden Eeuw werd de mogelijkheid gecreëerd om leeftijdgenoten uit eigen kring te ontmoeten in ‘gezelschappen’: clubjes die wekelijks bijeenkwamen, meestal om te dansen.
Om te voorkomen dat de kennismaking ongewenste gevolgen zou hebben was die aan regels gebonden. Wanneer een jongeman zich voor een meisje interesseerde, kon hij met haar praten en dansen, maar koesterde hij verdergaande plannen, dan moest hij zijn ouders formeel ‘acces’ laten vragen bij de ouders van het meisje.
Besloot men tot een huwelijk, dan liet het aanstaande echtpaar zich bij de koster van de kerk inschrijven en vervoegde het zich daarna bij de vertegenwoordigers van de plaatselijke overheid. Die gingen na of de ouders toestemming hadden verleend. Mannen hadden tot en met hun 25ste toestemming nodig, vrouwen tot en met hun 20ste. Bovendien werd gecontroleerd of de bruidegom minstens dertien en de bruid twaalf was, en of ze niet te nauw verwant waren.
Linken naar de bronnen: https://isgeschiedenis.nl/nieuws/huwelijk-in-de-republiek-tijdens-de-gouden-eeuw. En: https://historischnieuwsblad.nl/het-huwelijk-in-de-gouden-eeuw
Vlassers en vlasschuren
Reeds vanaf de 17e eeuw hield Rijnsburg zich bezig met tuinbouw, akkerbouw, melkvee en vlasteelt, die bestemd waren voor de Hollandse steden. Het telen en verwerking van het vlas is van belang in ons onderzoek. De oudste zoon van Samuel Jacobsen, genaamd ‘Jacob Samuelsz Brussee’, staat aan het einde van de 17e eeuw te Rijnsburg vermeld met het beroep van vlasser. Daarmee ligt het voor de hand dat zijn vader Samuel Jacobsen dit zelfde beroep had. In de bron “Historisch en geografische beschrijving van Rijnsburg” staat vermeld: “vlasteelt bracht ook andere activiteiten met zich mee, namelijk de verwerking van vlas in vlasschuren. Deze stonden aan de Langevaart, de Vliet en de Oude Vliet”.
Door nieuwe vondsten en inzichten lijkt de vlasschuur, aan het Moleneind aan de rivier de Vliet, een belangrijke rol gespeeld te hebben in het leven van voorvader Samuel Jacobsen. Meer informatie hierover zal nog volgen. Bronnen: https://020apps.nl/mip/beschrijvingen/Rijnsburg.pdf en www.rijnsburg.wordpress.com/2013/06/15/kerkdorp/
Remonstranten en collegianten
Na de Dordtse Synode in 1619 vielen de protestanten in verschillende groepen uit elkaar. De remonstranten werden gedwongen de protestantse kerk te verlaten. Te Rijnsburg richtte Gijsbert van der Codde een eigen geloofsgemeenschap op ‘de collegianten‘.
Zij vormden een vrijzinnige stroming, ontstaan in 1621 en pleitten voor een universeel soort christendom. Het ware geloof sloot geen enkele gelovige buiten, van welke richting hij ook was. Wars van dogma’s en theologie lag bij de collegianten de nadruk op de beleving, op het directe contact met God. Zij waren geen kerkgemeenschap, maar hun leden kwamen uit de verlicht-christelijke kringen van doopsgezinden en remonstranten. In hun maandelijkse bijeenkomsten, de colleges, kon iedereen vrij spreken en was het avondmaal voor iedereen opengesteld. Populair bij hen was de doop bij onderdompeling, aanvankelijk in een leerlooierskuip.

Bij gebrek aan remonstrantse predikanten, die door de synode van Dordrecht uit hun ambt waren gezet, organiseerden de gewezen remonstrantse ouderling Gijsbert van der Codde en zijn broers Jan en Adriaan uit Warmond al in een vroeg stadium bijeenkomsten. Vanaf 1621 was Rijnsburg het middelpunt waar de jaarlijkse vergaderingen werden gehouden.

Vergaderzaal v/s vlashuis aan het Moleneind
Volgens onderstaande bron werden de vergaderingen van de collegianten in het begin gehouden in het vlashuis van de familie van der Codde. Er is een leuke anekdote bewaard gebleven, waaruit blijkt dat de geleerden van der Codde’s inderdaad ook als landbouwers werkzaam waren op het land. De inhoud van de bron is in dit hoofdstuk te lezen onder ‘Verzameling van merkwaardige gebeurtenissen, uit de ongewijde geschiedenis’
Hieruit kunnen we concluderen dat er veel contact moet zijn geweest tussen de gewone arbeiders, schippers en de hoger opgeleide inwoners. Het Moleneind lag aan de rivier de Vliet, waar ook de haven van de schippers lag, die het vlas verscheepten. Als Samuel Jacobsen vlasser van beroep was, dan is het met deze informatie goed voor te stellen, dat hij daardoor in contact kwam met de schippersdochter Heijndrickje van den Bergh.

Link naar de bron: https://leiden.courant.nu/issue/NLC/1952-05-14/edition/null/page/4?query=
Bijeenkomst collegianten te Rijnsburg

Link naar de bron: https://www.dbnl.org/tekst/pica002naau06_01/pica002naau06_01_0027.php
De gebroeders van der Codde / Coddaeus
De gebroeders, wier geboortejaren onbekend zijn, maar ± 1620 reeds den middelbare leeftijd overschreden hadden, ontvingen een beschaafde opvoeding, zodat zij niet alleen Latijn, maar sommige van hen ook Frans, Italiaans en Engels leerden. Adriaan, Gijsbert en Jan waren lederbereiders en woonden respectievelijk te Rijnsburg, Warmond en Oegstgeest, waar zij als Remonstrantsgezinden bekend stonden en de algemeene achting genoten wegens hun vroom leven, oprechtheid en kennis van den Bijbel. Ook hadden zij de geschriften van Castellio en Coornhert bestudeerd. Bron: Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland.
Een andere broer was Willem van der Codde of Gulielmus Coddaeus (Rijnsburg, 8 februari 1575 – Leiden na 1625), was een theoloog en publicist uit Leiden. Hij werd als vierde zoon van Jacob van der Codde in Rijnsburg geboren. Hij genoot een opleiding theologie onder de professoren Franciscus Raphelengius, Franciscus Junius, Lucas Trelcatius, en Franciscus Gomarus. Hij werd in 1601 aangesteld tot hoogleraar in de oosterse talen in Leiden. Van der Codde werd wegens zijn steun aan de Remonstranten in 1619 uit zijn ambt gezet en in 1623 tijdelijk in het gevang gezet. Hij overleed na 1625.’ Bron: Wikipedia

Verzameling van merkwaardige gebeurtenissen, uit de ongewijde geschiedenis


Prins Maurits van Oranje Nassau 1567-1625, heer van o.a. Katwijk van 1621-1625
Studeerde vanaf 1582 aan de universiteit van Leiden. Hij kreeg les van de beroemde humanist, filoloog en historiograaf Justus Lipsius. Bron: Wikipedia – Maurits van Oranje
In 1621, na het 12-Jarig Bestand werd beslag gelegd op de heerlijkheid Katwijk. De Staten van Holland schonken Katwijk aan de stadhouder, Prins Maurits. Zo werden prins Maurits, en na hem prins Fredrik Hendrik, heren van Katwijk. Link: https://canonvankatwijk.nl/venster/heren-van-katwijk-en-valkenburg/
Zijn zoon Carel van Nassau werd rond 1612 geboren als bastaardzoon van Prins Maurits en Jobghen van Alpen Arentsdochter. Rond de leeftijd van 10 jaar ging Carel met andere kinderen uit bekende families naar de kostschool van Jean de la Laing te Rijnsburg en leerde daar ondermeer dansen en schermen. Link: https://www.dehuizenvanoranjeennassau.nl/10%20Bastaard%20Kinderen/BastaardenMaurits.html
De bovengenoemde hoogleraar Justus Lipsius moet ook een bastaardzoon te Rijnsburg hebben gehad.
Justus Lipsius, eigenlijk Jodocus (of Joost) Lips. Geboren te Overijse, 18 oktober 1547 – Leuven 1606. Onderstaande Lipsius die van beroep ook een VLASSER was, moet een niet erkende Rijnsburgse bastaardzoon zijn van Justus Lipsius. Anna van de Calstere was zijn echtgenote, maar niet de moeder van onderstaande Jan Joostz Lipsius. Volgens Wikipedia zijn er van de Vlaamse hoogleraar Justus Lipsius geen kinderen uit zijn huwelijk bekend. Rijnsburg was tolerant en hielpen graag de minder bedeelden. De familie van der Codde bekommerde zich over weeskinderen en waarschijnlijk ook over bastaardkinderen. Er werd gezorgd dat deze kinderen ook een bestaan konden opbouwen, zodat ze o.a. werk hadden in de vlasserij van de familie van der Codde. In latere jaren van de 17e eeuw richtte de familie van der Codde het weeshuis op ‘De oranjeappel’ te Amsterdam.

Link naar bron: https://www.geni.com/people/Jan-Lipsius/6000000014016825009

Link naar bron: https://leiden.courant.nu/issue/NLC/1952-05-14/edition/null/page/4?query=
Huijgje Samuels Brusee doopgetuige in 1682 bij een van der Codde
Dit onderstaande archiefstuk verteld ons dat Huijgje Samuels, dochter van Samuel Jacobsen Crijchsman en Heijndrickje van den Bergh, doopgetuige was van Grietje van der Codde. Ook al staat haar achternaam niet in de doop vermeld, toch is duidelijk dat ze het is. Huijgje was namelijk gehuwd met Jacob Draaijer die ook als getuige vermeld staat. Daarmee was Huijgje een schoonzus van de moeder in de doop “Gijsje Draaijer(s)”.

Originele doopinschrijving van der Codde uit 1682 met als doopgetuige Huijgje Samuels (Brussee) en haar man Jacob Draaijer.

De Langevaart
In de 17e eeuw woonden de Brussee’s aan de Langevaart. Toen nog een vaart die in verbinding stond met de rivier de Vliet en waar ook een vlasschuur heeft gestaan. Andere families aan de Langevaart waarmee de eerste Brussee’s familiebanden en contacten onderhielden waren: van den Bergh, Roseeuw (de Rousseau), van Wetteren, Draaijer, Coddeus (van der Codde), Boucquet/Boekee en Sterckeman.
Geen aanwijzingen dat Samuel Jacobsen en zijn familie behoorden tot de collegianten.
De levensstandaard van Samuel Jacobsen kan niet hoog geweest zijn. Zijn zoon Jacob staat vermeld als vlasser die land huurde voor de vlasbouw samen met de familie Boekee. Jacob woonde met zijn gezin in een klein huis op het terrein van familie Boekee. Hij bezat zelf geen onroerend goed en was, zoals de meeste landbouwers en schippers in die tijd, de schrijfkunst niet machtig.
De leden van de collegianten waren voornamelijk geleerden. Achterin het boek van J.C. van Slee over de collegianten staat een namenlijst van collegianten uit de 18e eeuw vermeld. In deze namenlijst komen niet de namen K/Crijchsman of Brus(s)ee voor.
Beroemde Rijnsburgse collegianten
Dit waren o.a. Joachim Oudaen, Pierre Poiret, Coenraad van Beuningen en Jarig Jelles. Bronnen: canonvankatwijk.nl, Wikipedia – Collegianten

Hij was op de beruchte zwarte zaterdag 20 augustus 1672 voor zaken in Den Haag en zag hoe de gebroeders de Witt door een dolle menigte gelyncht werden. Die dag heeft hij in 1673 verwoord in het toneelstuk/Treurspel “Haagsche Broeder-Moord of Dolle Blydschap”. Het toneelstuk is nooit opgevoerd, wat eigenlijk ook niet verrassend is. Het was veel te gevaarlijk toen een anti-orangistisch stuk op te voeren. Wel heeft hij er een pamflet over uitgebracht onder het pseudoniem “Raedt Daer Naer” en nog twee kritische gedichten. Link: Machtiger dan het zwaard: de moralistische poëzie van Joachim Oudaan (1628-1692) – De Focus (de-focus.nl)
Zijn vader Frans Oudaen, remonstrantsgezind, kwam van Rotterdam en vestigde zich in 1622 te Rijnsburg. Daar speelde hij een leidende rol in de collegiantenbeweging. Ook gaf hij onderdak aan gevluchte remonstrantse predikanten. Bron en meer informatie is te vinden in de link: Joachim Oudaen (biografischportaal.nl)


In de leer bleven de collegianten met de remonstranten overeenstemmen, hoewel zij geen kerkelijke vaststelling van de leer in een belijdenis verlangden, maar voor het uiterlijk vertoonden de Rijnsburgers veel overeenkomst met de doopsgezinden. Zij wilden geen overheidsambt bekleeden, geen krijgsdienst verrichten, verwierpen de kinderdoop – hoewel die bij onderdompeling hen weer van de doopsgezinden onderscheidde.
Midden 17e eeuw verbreidde het collegiantisme zich aanzienlijk en werden in vele steden colleges opgericht. In de 18e eeuw kwijnden de kringen weg. Bron: Biographisch woordenboek van protestantsche godsgeleerden in Nederland
De auteur J.C. van der Slee heeft een boek geschreven “De Rijnsburger collegianten” dat is uitgebracht in 1895. Het is digitaal te lezen vanaf pagina 12 via deze link: Verhandelingen : rakende de natuurlijke en geopenbaarde Godsdienst : Teyler’s Godgeleerd Genootschap. New serie : Free Download, Borrow, and Streaming : Internet Archive
Baruch Spinoza 1632-1677
Alsafsluiting van dit hoofdstuk wil ik ook graag de beroemde filosoof Baruch Spinoza noemen die een aantal jaren in Rijnsburg heeft gewoond.

Filosoof, wiskundig en politiek denker van Sefardisch-Joodse afkomst. Vanwege zijn opvattingen werd hij verbannen uit de Joodse gemeente in Amsterdam. In 1661 trok hij in bij de arts Herman Hooman in Rijnsburg en werkte daar als lenzen/ brillenglazenslijper en schrijver tot 1663. Spinoza wordt gezien als de grondlegger van ideeën over verdraagzaamheid, vrije meningsuiting en democratie. Bron: canonvankatwijk.nl
De collegiant Jarig Jelles was bevriend met Spinoza. Dat zal de reden zijn geweest dat Spinoza voor een paar jaar naar Rijnsburg kwam. Zelf had hij geheel eigen opvattingen over het geloof en was daarom zelf geen collegiant. De collegiant Joachim Oudaen veroordeelde zelfs zijn geloofsopvattingen. Meer informatie over Spinoza is te lezen in de link: Benedictus de Spinoza – Wikipedia
Geschreven en samengesteld door Lisanne Imholz-Komijn – 2022/2025 Copyright