2.7 Gevolgen van het 12-Jarig Bestand voor eerste voorvader Brussee

Het Twaalfjarig Bestand was een periode van wapenstilstand gedurende de Tachtigjarige Oorlog waarin niet of nauwelijks tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de Habsburgse Nederlanden (juridisch afhankelijk van het Spaanse Rijk) werd gevochten. Het bestand duurde van 1609 tot 1621. Bron: Wikipedia – Twaalfjarig Bestand.

In 1609 verbleef het regiment van Jacques Bruijs in het garnizoen te Harderwijk. Volgens onderstaande resolutie van 1618 waren toen vele binnen- en buitenlandse regimenten opgeheven. Maar niet het tweede regiment van Harquebusiers van de Schotse Brigade, waaronder Jacques diende. Voor Jacques en zijn gezin zullen dit rustige jaren zijn geweest waarin ze waarschijnlijk in het garnizoen van Harderwijk verbleven. Tot aan 1618 zijn er geen archiefbronnen over Jacques en/of zijn gezin te vinden.

In de resolutie van d.d. 9 november 1618 staat vermeld dat de kapitein Otmarson is overleden. En dat er een vervangende kapitein gezocht zal worden binnen de opgeheven compagnieën.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is afbeelding-10.png
Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is afbeelding-11.png
Bron: fragment uit de kroniek van het historisch genootschap te Utrecht, 26ste jaargang 1870, 6de serie,eerste deel.
Link: https://www.dbnl.org/arch/_kro004187001_01/pag/_kro004187001_01.pdf

1618: Jacques Brus – Poorterschap te Breda

Een militair was altijd voor een aantal jaren (6 tot 8 jaar) verbonden aan het regiment waarvoor hij een contract tekende. Daarna was het mogelijk het contract te verlengen met weer een zelfde periode. 1618 is waarschijnlijk het jaar geweest waarin zijn contract met het Staatse leger afliep. In verband met het inkrimpen van de Staatse regimenten heeft Jacques waarschijnlijk het poorterschap van Breda aangeboden gekregen voor zijn bewezen goede militaire diensten.

In 1618 volgde de aanvoerder van het Staatse leger Prins Maurits zijn oudere broer prins Philip Willem op als heer van Breda. In hetzelfde jaar op d.d. 20 april 1618 staat vermeld in het poorterboek van Breda de naam;

JACQUES BRUS

Het is de enige vermelding te Breda, met deze naam of soortelijke naam. Dat doet vermoeden dat hij en zijn gezin daar niet lang gewoond zullen hebben. De volgende afbeelding vermeld de poorterakte. Hierop staat zijn herkomst vermeld als; SCHOTLAND. En zijn beroep als ZEEMWERKER (leerbewerker).

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is afbeelding-9.png
Bron: digitale stadsarchief van Breda

Beroepen van Toen

Citaat; “Door de zeemtouwer werden de huiden van herten, elanden, reeën, schapen, soms ook kalfsvellen, bovendien ook ossenhuiden (voor riemen, koppels en bandelieren van militairen) in zeemgaar leer of zeemleer veranderd. Het looimiddel dat hierbij gebruikt werd, is vet of traan. Het werd hoofdzakelijk gebruikt voor het maken van kledingstukken, vooral broeken, bretels, vesten, handschoenen en ook banden en verbanden voor chirurgisch gebruik”. Bron: http://www.beroepenvantoen.nl/Oude-beroepen-Z.html

De spanningen tussen Prins Maurits, de regering en kerk lopen verder op

Van Oldenbarnevelt, die net als Maurits eigenlijk onverschillig tegenover alle religieuze meningsverschillen stond, wilde zeggenschap over de kerk om rust te brengen in de gewesten. De calvinistische predikanten wensten echter geen inmenging van de staat in hun geloofsopvatting. Toen Van Oldenbarnevelt ruimte vroeg voor de remonstrantse leer van de Leidse hoogleraar Jacobus Arminius, escaleerde het conflict.

Maurits zag in de calvinisten een bondgenoot tegen Van Oldenbarnevelt en sloot zich aan bij de contraremonstranten, die de leer van de eveneens Leidse hoogleraar Franciscus Gomarus aanhingen. Het gevolg was dat door de Dortse Synode vanaf 1619 de remonstrantse leer verboden werd. Meer info in hoofdstuk 2.2. Bron: Wikipedia – Twaalfjarig Bestand

Vanaf dat moment werden remonstrantse aanhangers vervolgd. Dat is waarschijnlijk de reden waarom Jacques Brus/Bruijs Breda rond 1619 verlaten heeft. Er is een sterk vermoeden dat hij de remonstrantse leer aanhing. Remonstranten vluchtten vanaf 1619 naar Antwerpen of naar de omgeving van Leiden. Van Warmond is bekend dat het in deze periode een remonstrants bolwerk was.

1621 Jacques vlucht naar de Kagerplassen

Nieuwe aanvulling oktober 2023

Het eiland Kaag in de Kaagerplassen was voor remonstranten een goede schuilplaats. In de archieven ben ik kaagschippers tegen gekomen die met hun schip voeren op Breda. De snelwegen van toen gingen via de rivieren. Het ligt daarom het meest voor de hand, dat Jacques Brus/Bruijs en zijn gezin Breda via een kaagschipper hebben ontvlucht .

Het volgende en laatst gevonden archiefstuk van Jacques Bruijs is te vinden in de oud rechterlijke archieven van Alkemade. Daarin staat op d.d. 26 juli 1621 vermeld, dat Jacob Bruijs een huis en erf in de Kaag kocht. Het is interessant te zien dat in dit archiefstuk zijn voornaam vertaald staat naar het Nederlands als “JACOB”. Best logisch als je bedenkt dat de Kaag voornamelijk bewoond werd door schippers en vissers. Het is zeer aannemelijk dat Jacques op de Kaag schipper werd. Dat is op te maken uit het woord “ANCKEREN” in onderstaande zin uit de originele akte van 1621. De gehele transcriptie van deze akte is te lezen in dit hoofdstuk.

van welcke huijsinge de voorg(enoemde) cooper nu is de dunste van E.L. huijsinge sal mogen anckeren en vestigen.

Anckeren betekent een boot of schip vastleggen aan de wal of aan een anker.

Dit is een belangrijke aanwijzing, omdat daarmee duidelijk wordt dat zijn zoon Samuel op de Kaag moet zijn opgegroeid als schipperszoon. Dat verklaart waarom er geen archiefstukken van Samuel zijn van voor 1639. Tevens is het met deze aanwijzingen beter te verklaren waarom Samuel bij zijn huwelijk niet vermeld staat met zijn achternaam.

De Hollanders droegen toen nog geen achternaam, maar een patroniem van de voornaam van de vader. En dat was zeker zo bij de kaagschippers. Jacques zal in het dagelijks leven als schipper niet mee met zijn achternaam Bruijs zijn genoemd.

In officiële aktes werd de achternaam wel genoemd als je in het bezit was van een doopakte of ander officieel document. Mogelijk had Samuel Jacobsen deze niet (meer) in zijn bezit toen hij huwde en staat daarom zijn achternaam niet vermeld. Belangrijker was het bij het aangaan van een huwelijk, dat er bewijs was van ongehuwd zijn. Dat bewijs kon geleverd worden met een attestatie van de eerdere woonplaats. Maar de attestaties zijn in de Rijnsburgse archieven niet bewaard gebleven.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is afbeelding-8.png
Bron: Erfgoedleiden.nl

Nieuwe informatie sinds oktober 2023

Origineel van bovenstaande schepenakte m.v.v. Jacob BRUIJS in 1621

Deze akte is opgezocht door Kees Brussé in het archief van Leiden – Erfgoedleiden.

Bron: met dank aan Kees Brussé die deze akte heeft opgezocht in het archief van Leiden.

Transcriptie van de schepenakte van d.d. 26 juli 1621 – Nieuw: oktober 2023

Tekst tussen haakjes zijn opmerkingen/vertalingen om de tekst beter te begrijpen.

Afkortingen: E.L. = echtelieden, heren of echtgenoten. Compten = comparant(en), persoon/personen die voor een notaris verschijnen.

Ick Eeuwout Jacobsen van Griecken, schout, inde heerluckheijt van Alckemade, o(o)rconde dat voor mij en voor Dirck Jansen Deijserman en Jan Pietersen. Schepenen aldaar persoonlijk gecompareert (verschenen) is.

Het zijn Dirck Ponsz. voor sijn selve, Dirck Jansz als man en voogt van Duijfje Ponsdr., Pouwel Willemsen als getrout hebben, Annetgen Ponsdr. In deze qualiteijt mede voor selve en gesamente als ooms en voogden en haer (zich) sterckmaecken voor de weeskinderen van Maritgen Ponsdr.

Allen erfgenamen van Annetgen Anthonisdr, haere moeder en bestemoeder (wsl. grootmoeder) za: dewelcke bekende voor haer en haere nacomers vercocht te hebben in sulcx wetnlicke opdragen, bij dese als ende become (toekomen) aan JACOB BRUIJS, wonen in de Cage. Off sijns acte hebben sekere huijsinge en erve, met alle (he)t guut(goed) daer tuine en aert- en nagelvast is. En voorts te voegen als deselve tusschen de naer welgemeende begreepen wort. Staen en gelegen in de Cage, in de heerluckheit van Alckemade.

Wesen te noorden Jan Willemsen met sijn gangpat, te oosten de Cagerdijck, te suijden Jan Aelbertsz en ten westen ’s-Gravenwater. Ende E.L. (echtelieden) Jacob Willemsen met zijn huijsinge, in de gevel, van welcke huijsinge de voorg(enoemde) cooper nu is de dunste van E.L. huijsinge sal mogen anckeren en vestigen.

En de hier toe welcken tottes (tot de) E.L. vercochte partijen behooren, en ten suijden, en ten noorden vandien liggen, ende dit vrij als buy(t)engoet daer vooren sij comparanten de E.L. huijsinge welcken is die ten ééuwigen dagen beloofde te vrije ende te waren (vrijwaren) als recht van onder verband van hare respective persoonen en alle hare goederen, roerende en onroerende , genen uitgesondert, ter executie van allen, …… rechten en rechtenerf metten costen, voorts bekenden sij compten (comparanten), ter sacke dese vercoopinge en opdrachten voldaen, is. Betaalt te welcke de eerste penning mitten (tot de) lesten (laatste) zonder bedrog.

Oorconde heb ik schout E.L. desen met mijn uithangend zegel bevesticht en deselve metten (met de)  E.L. Schepenen onder de plicque (vouw) is mede te registreren, …. Op de 26 juli anno 1621.

Eeuwout Jacobs van Grieken (schout)

Dirk Jansen Deijserman (schepen)

Jan Pietersen ……. (schepen)”

Transcriptie is van Lisanne Imholz-Komijn van d.d. 11-10-2023.

Bovenstaande akte is opgemaakt door de schepenen van Alkemade en dus niet door de notaris. Daarom is deze ook niet ondertekent door de koper Jacob Bruijs. De notariële akte van de aankoop is helaas niet bewaard gebleven, evenals de notariële verkoopakte na zijn overlijden.

Het is echter niet helemaal zeker of de bovengenoemde archiefstukken dezelfde persoon betreffen. Wel is het een feit dat wat jaren later, rond 1630 Jan Jacobsen Bruijs zich in het nabij gelegen Lisse vestigde. Hij was volgens de archieven de eerste in Lisse die de naam BRUIJS droeg. De akte met zijn naam uit 1631 vermeld dat hij afkomstig was uit Harderwijk. Ook in Harderwijk was de militair Jacques de enige die de naam BRUIJS droeg. Omdat het patroniem van Jan te Lisse ook nog eens is “JACOBSEN”, moet hij een zoon zijn van de militair Jacques Bruijs. Het is daarmee zeer aannemelijk dat de Jacob Bruijs in de Kaag de vader is van Jan en zeer waarschijnlijk ook van Samuel, omdat alle archiefstukken in elkaar passen en de herkomst van Broussé Frankrijk moet zijn. En dat komt weer overeen met de Brussee DNA kenmerken. Voor meer informatie over Jan Jacobsen Bruijs verwijs ik naar hoofdstuk 2.5.

Plattegrond van de Kagerplassen en het eiland de Kage

Nieuwe aanvulling oktober 2023

Alleen aan de linkerkant van het eiland de Kage was een lintbebouwing langs de Cagerdijk. Dit is te zien op de oude plattegrond. Uit de schepensakte van 1621 is op te maken dat Jacob Bruijs in het noorden van de Cagerdijk heeft gewoond. Volgens de plattegrond lag Lisse aan de overkant van het water. En begint daar de RIVIER DE OUDE VLIET die langs Sasssenheim naar beneden loopt richting Warmond. Dit was de verbinding die Jacob Bruijs met zijn schip zal hebben afgelegd, vanaf de Kaag via de rivier de vliet naar Rijnsburg.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is afbeelding.png
Bron en link voor meer info over De Kaag: https://rijnlandgeschiedenis.nl/documenten/oude-wetering-stichting-oud-alkemade/de-geschiedenis-van-kaageiland-deel-1-en-deel-2.pdf

Het huwelijk van Samuel Jacobsen te Rijnsburg in 1639

De herkomst van Samuel staat niet vermeld bij zijn huwelijksgegevens in het Trouwboek van Rijnsburg. Na alle mogelijke scenario’s onderzocht te hebben, is het meest logische scenario dat Samuel Jacobsen een zoon was van de Frans/Schotse militair Jacques Broussé/Bruijs en afkomstig was van de Kaag.

Hij huwde met Heijndrickje Cornelisdr., dochter van Cornelis Jacobsz van den Bergh en Heijckgen Jacobsdr. Zoals eerder beschreven staat in hoofdstuk 5 waren in de 17e eeuw de ouders van het bruidspaar meestal nauw betrokken bij het tot stand komen van het huwelijk van hun kinderen. Beide families kwamen uit hetzelfde milieu. Daarom is het beroep van Samuels schoonvader van belang. Zijn beroep staat vermeld in het Rijnsburgse hoofdgeldregister van 1623 als “SCHIPPER OP LEIDEN”. De afbeelding nr.2 is te vinden in hoofdstuk 2.1.

Met deze vondsten ligt het voor de hand dat het beroep van Samuel Jacobsen en/of zijn vader ook dat van schipper was in de periode voor 1640. Dat beroep past heel goed bij Jacob Bruijs die woonde op het schipperseiland de Kaag. De beste hypothese is, dat het beroep van schipper beide families met elkaar in contact kwamen.

In hoofdstuk 6 staat de hypothese beschreven waarom Samuel Jacobsen bij zijn huwelijk niet vermeld staat met zijn achternaam en daarom genoemd werd met de bijnaam Krijgsman.

Als afsluiting

Hiermee eindigt onze zoektocht in de archieven naar de vader van Samuel Jacobsen. De vondst van zijn vader maakt de Nederlandse Brussee stamboom compleet. En met trots kan gezegd worden dat zijn vader Jacques Broussé, de Nederlandse stamvader van Brussee mee gevochten heeft voor de onafhankelijkheid van Nederland, waarin zijn talrijke nazaten zullen voortleven.

Ons Y-dna onderzoek zal verder gaan. Nieuwe resultaten zullen steeds worden toegevoegd aan deze website. Daarnaast zullen er meer hoofdstukken volgen over vondsten van de Franse familie Brousse(s) en aanverwante verhalen.

Samengesteld en geschreven door Lisanne Imholz-Komijn – copyright 2023